De schuldhulpverlener kwam zelf in financiële nood – en de penningmeester greep niet in

Economie & recht Na jaren van wanbestuur draaien bestuurders van een schuldhulpverlener voor ruim anderhalve ton schade op. De penningmeester probeert zichzelf te redden, maar helaas.


Illustratie Maud de Vries

De zaak

Een stichting uit Almere hielp mensen in financiële nood, onder andere met budgetbeheer. Cliënten machtigden de voorzitter om een rekening voor hen te openen. Van hun inkomsten, die op deze ‘beheerrekening’ werden bijgeschreven, zou hij hun vaste lasten betalen.

Al snel kwam de stichting zelf in financiële nood. In een poging de gaten in de begroting te dichten, boekte de voorzitter geld van de beheerrekeningen naar de bankrekening van de stichting. Daarvan betaalde de schuldhulporganisatie huur, salarissen en kantoorkosten. In 2014 legde De Nederlandsche Bank de stichting daarvoor een boete op van 11.000 euro, waarvan zij maar 4.500 euro kon opbrengen.

De illegale overboekingen stopten pas toen de stichting in 2018 failliet ging. De faillissementscurator constateerde dat het driekoppige bestuur er een potje van had gemaakt en stapte naar de rechter. Die stelde vast dat het bestuur ernstig tekort was geschoten, waardoor de schuldhulporganisatie schade had geleden. De rechtbank veroordeelde de bestuursleden tot betaling van ruim 150.000 euro. Ieder van hen was voor dat bedrag aansprakelijk.

De penningmeester vond dat hij vrijuit moest gaan en stelde hoger beroep in.

De uitspraak: Hoger beroep faalt

Bij de zitting doet de penningmeester zijn verhaal. Als schoonvader van de voorzitter was hij er alleen maar bijgehaald om te voldoen aan het verplichte aantal van drie bestuurders. Net als de secretaris, moeder van de voorzitter. De afspraak was dat de voorzitter de stichting als eenmanszaak zou leiden. De penningmeester had geen toegang tot de administratie en de bankrekening. Hij verzorgde alleen de salarisadministratie en de jaarrekeningen. Met dat laatste stopte de penningmeester in 2016, toen hij om de financiële gegevens vroeg en zijn schoonzoon zei dat hij niet zo moest zeuren.

In oktober 2017 belandde de schoonzoon in de gevangenis en kwam de penningmeester in actie. Hij kreeg toegang tot de bankrekening en ontdekte dat opnieuw geld van cliënten was gebruikt om vaste lasten van de stichting te betalen. Ook deed de penningmeester aangifte tegen zijn schoonzoon, zelfs ten koste van de relatie met zijn dochter. Hij informeerde de secretaris en de werknemers, en schreef zichzelf uit als bestuurder. Tot slot hielp de penningmeester de werknemers met de aanvraag van het faillissement.

Desondanks ziet het hof geen reden om de penningmeester uit te zonderen van aansprakelijkheid. Hij had al veel eerder moeten ingrijpen. Daarbij laat het hof zwaar meewegen dat de penningmeester in het dagelijks leven boekhouder was. Juist van hem mocht worden verwacht dat hij toezicht op de financiën hield.

In plaats daarvan liet hij de zaken op hun beloop: er was geen administratie, de voorzitter bleef maar geld van de beheerrekeningen naar de stichting overmaken en loonheffingen werden niet meer aan de Belastingdienst betaald. In februari 2016 begon de stichting structureel verlies te lijden. Toen had de penningmeester, net als de andere bestuurders, moeten ingrijpen. In plaats daarvan kwam er personeel bij.

Het commentaar

„De lat voor bestuurdersaansprakelijkheid ligt hoog.” Mary Barsoum is advocaat ondernemingsrecht bij Davids Advocaten en treedt op als curator bij faillissementen. In eerste instantie is de rechtspersoon zelf aansprakelijk, legt ze uit. „Je gaat pas naar het bestuur kijken als het ernstige fouten gemaakt heeft.” Dat geldt niet alleen voor een stichting, maar ook voor andere rechtspersonen, zoals een vennootschap.

„In Nederland geven we bestuurders de vrijheid om de nodige risico’s te nemen. Dat lijkt me terecht, anders zou het wel heel lastig zijn om mensen te vinden die willen besturen”, zegt Barsoum. Door de lat hoog te leggen wilde de politiek voorkomen dat ondernemers zich zouden laten leiden door risicomijdende beslissingen die economisch weinig opleveren. Voor stichtingen is dat net zo; ook het hof verwijst in deze zaak naar die achterliggende gedachte.

Toch zit er ook een grens aan die vrijheid. Als de rechter moet beoordelen of een bestuurder een ernstig verwijt treft, vraagt dat om maatwerk. Alle omstandigheden wegen mee. Zoals de activiteiten die de rechtspersoon uitoefent, de taakverdeling binnen het bestuur en de gegevens waarover het bestuur beschikte of had moeten beschikken. Maar ook het inzicht van de bestuurder. Daarom nam het hof het extra hoog op dat de penningmeester in het dagelijks leven boekhouder was.

Als blijkt dat een bestuurder de mist in is gegaan, is het hele bestuur aansprakelijk. Tenzij een bestuurder geen ernstig verwijt treft en deze niet heeft nagelaten maatregelen te nemen. Barsoum: „Maar als het bestuur algemeen of financieel wanbeleid heeft gevoerd, is de kans veel groter dat de bestuurder een ernstig verwijt te maken valt, ongeacht welke taak hij heeft.” De taken van de penningmeester speelden hier dus geen rol. Bovendien had hij moeten ingrijpen. „Als een andere bestuurder de touwtjes in handen heeft, is vaak voldoende dat je het hebt geprobeerd. Maar de penningmeester was te laat.”

Olivia den Hollander is verbonden aan The Investigative Desk, een groep gespecialiseerde onderzoeksjournalisten.